Selma Steinberg-Hertz

Naam

Selma Steinberg-Hertz

Ruimzicht

Het huis Ruimzicht in de Houtstraat te Grevenbicht, waar het echtpaar Steinberg met de weduwe Op den Kamp-Nuss en het gezin Jennen-Cramers woonde (foto: Google Streetview).

gezin Steinberg

Dochter Irma, Selma en Salomon Steinberg in de jaren '30 (bron: Peter Groothoff).

Brunssum

Dochter Irma met haar man Johan op den Kamp en hun dochter Gertie, in 1948
(bron: Heemkundebron Brunssum, dec. 2014).

1950

Het overlijdensbericht van dochter Irma in het Limburgsch Dagblad van 25-2-1950 (bron: Delpher).

steen

Stolperstein, geplaatst 7 oktober 2016.

Geboren

29 oktober 1866 te Goch (D)

Gedeporteerd

9 april 1943 naar Vught overgebracht, en via Westerbork op 11 mei 1943 naar Sobibor gedeporteerd

Vermoord

14 mei 1943 te Sobibor

Adres

Houtstraat 176 (nu 63), Grevenbicht

Familie

dochter van wijlen Moses Hertz en Esther Blankenstein; echtgenote van Salomon Steinberg; zus van o.a. Nanny Polak-Hertz en Herman Hertz; moeder van Irma Debora op den Kamp-Steinberg, en grootmoeder van Gertie op den Kamp

Achtergrond

De voorouders van Selma Hertz woonden in Bochum (bij Dortmund) en Krefeld. Haar ouders hadden zich in Goch gevestigd. Selma's oudere zus Nanny was lerares en trouwde in 1887 met Philip Polak, een muziekleraar geboortig uit Zwolle. Zij vestigden zich te Nijmegen en kregen twee zonen. Broer Herman Hertz trouwde met Helene Stiel en bleef in Goch wonen; ook zij kregen twee zonen.

Selma trouwde met de koopman Salomon Steinberg uit Hagen (bij Dortmund). Het echtpaar kreeg daar in maart 1894 een dochter, Irma Debora.

Vader Mozes Hertz, wonende Goch, overleed in 1910 te Nijmegen op 88-jarige leeftijd. Zwager Polak overleed Nijmegen 1925 en zus Nanny in 1931.

Het bejaarde echtpaar Steinberg-Hertz vluchtte in 1939 vanuit Keulen naar Beek, waar ze een fraai huurhuis op de Maastrichterlaan 49 bewoonden. Ze hadden een niet-joodse dienstbode. Dochter Irma was toen al gehuwd met hoofdingenieur Johan W.C. op den Kamp van de Staatsmijn Hendrik, en woonde in Rumpen-Brunssum met haar man en dochter Gertie. De ingenieur werd ter gelegenheid van zijn zilveren dienstjubileum in april 1940 uitvoerig gehuldigd door de mijn en door talrijke Brunssumse verenigingen.

Krachtens verordening 200/1941 van 22 oktober 1941 mochten niet-joden niet langer arbeid verrichten in gezinnen van joden. Het was een maatregel om ongewenst geslachtsverkeer tussen ariërs en joden te voorkomen, maar feitelijk ook één uit een lange reeks om de joden steeds verder te isoleren van de overige burgers. Overtreding werd beschouwd als een misdaad (tegen de Neurenberger wetten), en zou worden beoordeeld door de Duitse strafrechter. De maximale straf bedroeg een jaar gevangenisstraf of fl. 10.000 boete. Ook het echtpaar Steinberg moest daarom hun hulp in de huishouding ontslaan. In 1994 vertelde zij: “Het waren twee lieve oude mensen. Zij moesten mij ontslaan, omdat een Arisch meisje niet langer mocht dienen in een joods huishouden. Maar wij hielden contact met elkaar. Ze mochten ook niet meer reizen met de bus. Toen ik trouwde in Geleen kwamen ze helemaal te voet vanuit Beek om ons een cadeau te bezorgen voor ons huwelijk.”

Toen burgemeester Joop van Sonsbeeck in 1941 om principiële redenen aftrad, werd de NSB-er Godfried Smalbach tot burgemeester benoemd. Deze had zijn zinnen gezet op het huis van de Steinbergs. Op alle mogelijke manieren, en na inschakelen van achtereenvolgens de Commissaris der Provincie en de hoofdinspecteur van de politie, lukte het hem uiteindelijk om Steinberg te bewegen ‘vrijwillig’ zijn huis te verlaten. Het echtpaar verhuisde op 30 mei 1942 naar een bovenwoning in huize "Ruimzicht" te Grevenbicht, bij de stiefmoeder van hun schoonzoon ingenieur Op den Kamp, Francisca op den Kamp-Nuss. Zij was sinds 1936 weduwe en kort tevoren in haar huis teruggekeerd vanuit Maastricht. Een deel van Ruimzicht werd verder sinds 1940 gehuurd door het jonge mijnwerkersgezin Jennen-Cramers met hun dochtertje.

In Grevenbicht waren de Steinbergs, inmiddels statenloos verklaard en gebrandmerkt met een gele jodenster, de enige joden buiten de familie Croonenberg. Na de deportatie van het gezin Croonenberg bleven ze achter samen met grootvader Gustav Croonenberg, tot in april 1943 ook dit drietal werden opgeroepen om hun woonplaats te verlaten. Ze moesten naar Kamp Vught, en werden een maand later via Westerbork naar de gaskamers van Sobibor versleept.

Dochter Irma was katholiek geworden en werd niet gedeporteerd. Vanaf najaar 1943 mocht ze weer zonder jodenster over straat. Haar man werd in 1948 wederom gehuldigd bij een zilveren jubileum en werd toen de eerste ereburger van Brunssum. Irma en Johan overleden beiden in 1950. Hun dochter Gertie trouwde in 1953 met Dr. Groothoff en emigreerde naar Australië, waar hun zoon nu nog woont. 

Van zus Nanny Polak-Hertz is de zoon die in Nijmegen bleef met zijn gezin vermoord. De andere zoon woonde waarschijnlijk in België en lijkt te hebben overleefd.

Broer Herman Hertz was in 1938 overleden. Zijn twee zonen vluchtten in 1939 naar de VS, maar hun moeder bleef achter en werd in Dachau vermoord. Een achterkleinzoon van Herman Hertz was eind 2015 in Goch aanwezig bij een expositie over de jodenvervolging.

Link

Digitaal Monument

Projekt: Gegen das Vergessen (Goch)

Literatuur

Een Voetnoot bij de Wereldgeschiedenis: Beek tijdens de Tweede Wereldoorlog

Joods Beek, een geschiedenis van drie eeuwen joods leven in een Limburgse plattelandsgemeente

Een huis aan de Rijksweg, door Herman van Rens in Becha jg. 24 nr. 4 (dec. 2010)

Vervolgd in Limburg Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog, door Herman van Rens

Dat in de Gemeente Grevenbicht geen joden meer wonen, door Jean Knoors

Motief vervolging

joodse afkomst