Naam | Rosalia Wolff |
Rosa met achter haar Bertha en Selma in 1927. |
Geboren | 16 oktober 1885 te Sittard | |
Gedeporteerd | 9 april 1943 naar Vught, vandaar 8 mei naar Westerbork en op 18 mei 1943 naar Sobibor | |
Vermoord | 21 mei 1943 te Sobibor | |
Adres | Limbrichterstraat 63, Sittard | |
Familie | dochter van wijlen Alexander Wolff en Johanna Wolff; zus van Berta, Sigmond, Henriette, Hedwig, Selma en Ida Wolff; tante van Hilde en Alex Renberg | |
Achtergrond | Van de broer en zes zussen Wolff uit de Limbrichterstraat hebben twee zussen de oorlog overleefd. Dat waren degenen met volwassen kinderen, die hen voor de oorlog konden overhalen naar Zuid-Amerika te emigreren. De achterblijvers wilden bijeen blijven, en zijn daarom later ook niet ondergedoken. De voorouders Wolff van vaders kant kwamen vanuit het Rijnland rond 1790 naar Limbricht en belandden via Susteren rond 1830 in Sittard. Zeker in 1842 woonde de familie al op de (huidige) Limbrichterstraat 63. Moeder stamde uit een grote andere familie Wolff te Munstereiffel. Het gezin Wolff had een slagerij op de Limbrichterstraat. Tussen 1908 en 1921 trouwden drie dochters en verhuisden naar Duitsland, de andere vier kinderen bleven ongehuwd en woonden in het ouderlijk huis. Zus Berta was getrouwd geweest met een slotenmaker, die in Rusland sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog, en hertrouwd met leraar en voorzanger Aron Goldschmidt. Henriette trouwde met fabrikant en fruitkweker Louis Klein, en Selma tenslotte met Max Renberg. Na het overlijden van vader Alex Wolff in 1921 zette zoon Sigmond de slagerij voort, samen met zijn moeder. In 1925 vond nog een verbouwing plaats in het pand, waarbij onder meer het kelderluik in de winkel werd vervangen door een trap in het woongedeelte, de put in de kelder werd gedempt en de voorgevel aangepast. De weduwe Wolff had daartoe opdracht gegeven. Zij overleed in 1928 te Tönisvorst, bij Krefeld, waar ze heen was gereisd voor de bar mitswa van haar kleinzoon Paul Klein, de tweede van de drie zonen van Henriette. Rosa en haar zussen droegen als naaisters bij aan het inkomen van de familie. Rosa werkte ook als secretaresse/boekhoudster. In 1933 overleed zwager Max Renberg, en kwam diens negenjarige zoon Alex bij de familie op de Limbrichterstraat wonen. Zus Selma en haar dochter Hilde bleven in Duitsland tot 1939. Toen vertrok Hilde naar Engeland en vestigde Selma zich met zoon Alex op de Steenweg. Ook Selma werkte als naaister. Sigmond beheerde het geld van de familie en zou daarmee zijn zussen Berta en Henriette geholpen hebben om met hun gezinnen tijdig te vluchten. In 1941 trok de uit Duitsland gevluchte textielhandelaar Jacob Ralf Götz bij de familie Wolff in, en in februari 1943 moesten Selma en Alex Renberg hun woning op de Steenweg gedwongen verlaten en trokken eveneens bij de familie in. Ralf Götz dook onder maar werd in september 1943 verraden. De familie Wolff was op 9 april 1943 naar Vught gedeporteerd, en vandaar naar Westerbork. Rosa werd op 21 mei 1943 vermoord in Sobibor, Sigmond en Hedwig op 28 mei 1943, en Ida, Selma en Alex werden later in Auschwitz vermoord. De twee geëmigreerde zussen, Berta en Henriette, overleefden met hun gezinnen de oorlog en bleven in Amerika wonen. Ook Selma’s dochter Hilde overleefde. | |
Link | ||
Literatuur | - | |
Motief vervolging | joodse afkomst |