Rosa Schwarzschild-Hirsch

Naam

Rosa Schwarzschild-Hirsch

PoT Rosa Schwarzschild-Hirsch

Overlevende Alex Salm, een (verre) neef van Rosa, diende in 1996 een verklaring in over haar lot; haar verblijf in Limbricht was hem niet bekend
(bron: Yad Vashem)

Der Israelit 22-11-1934

Verslag van de begrafenis van Rosa's moeder in tijdschrift "Der Israelit" op 22 november 1934; benadrukt wordt de aanwezigheid van niet-joden en het luiden van de kerkklokken voor de overledenen. Men wilde benadrukken dat lang niet alle Duitsers het antisemitisme van de nazi's deelden.
(bron: Alemannia Judaica​)

Geboren

3 oktober 1888 te Weyer (D)

Gedeporteerd

9 april 1943 naar Vught, via Westerbork op 7 september 1943 naar Auschwitz

Vermoord

10 september 1943 te Auschwitz

Adres

Provinciale Weg 106 a (nu Molenstraat 1), Limbricht

Familie

dochter van wijlen Adolf Hirsch en Betti Tobias; weduwe van Karl Marks Schwarzschild; moeder van Julius, Manfred en Carola Schwarzschild; oma van Rudi Rosa Wolf

Achtergrond

Rosa was de oudste in een gezin met zes kinderen, opgroeiende in het dorpje Weyer bij Villmar. Ze trouwde met Karl Marks Schwarzschild en kreeg drie kinderen met hem: Julius (1912), Manfred (1915) en Carola (1917). Haar man Karl overleed in 1933. Rosa's vader overleed in 1925 en haar moeder in 1934 te Flörsheim; beiden zijn te Weyer begraven.

Dochter Carola werd verkoopster en trouwde met de handelaar Philip Wolf. Zij weken in 1938 uit naar Limbricht en vestigden zich daar op Provinciale Weg 106a (tegenwoordig  Molenstraat 1). Ze namen in november 1938 een neefje van Philip in huis, Josef Rubens, en kregen zelf een dochtertje Rudi Rosa, in augustus 1939 geboren en naar haar oma vernoemd.

In juni 1942 voegde Rosa zich vanuit Keulen bij dit gezin in Limbricht. Een maand later werd hun huis echter gevorderd door de NSB-burgemeester. Het vijftal kreeg tijdelijk onderdak op de Platz en kon toen enkele kamers huren bij de familie Schrijen op Provinciale Weg (Bornerweg) 123.

In april 1943 moesten alle resterende joden uit Limburg naar kamp Vught worden overgebracht, maar Philip en Carola doken met hun dochtertje Rosie onder. Rosa, 54 jaar oud, en de inmiddels 13-jarige Josef Rubens werden op 9 april 1943 samen met de familie Lichtenstein-Kaufmann uit Einighausen naar Vught weggevoerd. Nog geen week later, op 14 of 15 april, werden ook de drie onderduikers opgepakt. 

Rosa werd samen met haar dochter Carola en de kleine Rosie in september 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en bij aankomst vergast. Philip Wolf moest dwangarbeid verrichten in Auschwitz of omgeving en zou uiterlijk in februari 1944 zijn omgekomen.

Rosa's ongehuwde zoon Manfred is eveneens vermoord. De oudste zoon Julius overleefde de oorlog. Hij trok naar de VS en veranderde zijn naam in Peter Clark. Samen met zijn vrouw Erna woonde hij lange tijd in Flushing, Queens. Hij overleed te New York in 2007 en zijn vrouw in 2005. Ze hadden voor zover bekend geen kinderen.

Link

Digitaal Monument

Literatuur

Beelden uit Limbricht, deel 1, pag. 52-53

Motief vervolging

joodse afkomst