Naam | Rachel Schellevis |
|
Geboren | 15 oktober 1920 te Amsterdam | |
Gedeporteerd | 25 augustus 1942 naar Westerbork, 28 augustus 1942 naar Auschwitz | |
Vermoord | 31 augustus 1942 te Auschwitz | |
Adres | Paradijsstraat 2, Sittard | |
Familie | dochter van wijlen Hartog Schellevis en van Jansje Schellevis-Goudsmit; broer van Simon, Mozes, Barend en Grietje Schellevis | |
Achtergrond | Toen de ouders van Rachel Schellevis in 1910 trouwden, was van haar vier grootouders alleen de moeder van Jansje nog in leven. Vader Hartog had tenminste één broer en twee zussen, moeder een broer. De familie woonde in Amsterdam. Vader was voddenkoopman van beroep. Hij was bij zijn huwelijk pas 21 en zijn bruid 23 jaar. Ze kregen vijf kinderen: in 1911 Simon, in 1912 Mozes, in 1913 Barend, in 1916 Grietje en in 1920 Rachel. Vier kinderen waren vernoemd naar hun grootouders; Rachel naar haar nog levende oma Rachel Barber. In april 1934 verhuisde het gezin van Amsterdam naar Maastricht. Twee maanden later, op 8 juni 1934 overleed Hartog Schellevis te Maastricht, 46 jaar oud. Een tweede tragedie trof het gezin amper twee jaar later: de roofmoord op de oudste zoon Simon, toen pas 25 jaar. Simon was veekoopman en had in april 1936 op een dag blijkbaar een heel goede handel gehad. Hij zette 's avonds in de herberg van Klein-Ternaaien opzichtig de bloemetjes buiten van zijn geld. Na verlaten van de herberg werd hij door drie mannen overvallen en beroofd, en vervolgens in het Albertkanaal gegooid. Nadat zijn lijk was opgedoken werden de daders al snel gepakt en later dat jaar veroordeeld. Het gezin Schellevis bleef nog een jaar in Maastricht en verhuisde in november 1937 naar Sittard, in een pand op de Molentraat (thans Helstraat) 39, waar ze nog woonden toen de Duitsers binnen vielen. Alleen zus Grietje, die als dienstbode werkte, woonde in die tijd op verschillende adressen, in Sittard, Eindhoven en Amsterdam. Van juni tot oktober 1940 woonde het hele gezin tijdelijk weer in Amsterdam, op hetzelfde adres als Grietje. Grietje trouwde eind oktober met de fotograaf Leon Koopman. De rest van het gezin, moeder Jansje met Mozes, Barend en Rachel, vestigde zich nu weer in Sittard, dit keer op Molenstraat (Helstraat) 31, en per 4 juli 1941 op Paradijsstraat 2. Paradijsstraat 2 was een pand van de gemeente Sittard. Hier woonde al het mijnwerkersgezin Mols-Chrominski (familie van Zefke Mols) en de oude weduwnaar Sjeng Oberdorf, die eerder met zijn vrouw aan de overkant een café had gehad. Met het gezin Schellevis erbij telde het pand tien bewoners. Moeder Jansje kwam aan de kost als koopvrouw in ongeregelde goederen en (samen met Mozes en Barend) galanteriën. Rachel werkte een tijd als kapster. Het jaar 1941 bracht veel verdriet. In juni overleed Rachels gelijknamige oma in Amsterdam, in het Nederlands-Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis. In september werd zwager Leon Koopman in concentratiekamp Mauthausen vermoord; hij was waarschijnlijk opgepakt bij één van de razzia's in Amsterdam in februari of juni 1941. Wat eerst nog een lichtpuntje was: zus Grietje was in januari 1941 van een zoontje bevallen, werd eveneens een tragedie, toen het kind in november van dat jaar stierf. Rachel en haar broer Barend moesten zich eind augustus 1942 melden voor 'werk in Duitsland'. Via Kamp Westerbork werden ze binnen twee dagen op de trein gezet richting Auschwitz, waar Rachel bij aankomst werd vergast. Barend behoorde tot de mannen die uit de trein waren gehaald bij het werkkamp Kosel, zo’n 80 kilometer voor Auschwitz. Hij belandde uiteindelijk in werkkamp Spytkowice en kwam daar om het leven. Broer Mozes en moeder hadden even uitstel gekregen, maar waren in november 1942 alsnog opgepakt en naar Westerbork gebracht, en vandaar gedeporteerd naar Auschwitz. Niemand van het gezin overleefde de oorlog. Huisgenoot Sjeng Oberdorf overleed in de Paradijsstraat op 1 mei 1943. Het gezin Mols, met vier kinderen, emigreerde in 1952 naar Australië. | |
Link | ||
Literatuur | - | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|