Naam | Paul Siegfried Willner |
|
Geboren | 5 juni 1902 te Aken (D) | |
Gedeporteerd | 25 augustus 1942 naar Westerbork, 28 augustus 1942 naar Kosel | |
Vermoord | 30 april 1943 in Midden-Europa (fictieve datum) | |
Adres | Molenstraat 27, Geleen | |
Familie | zoon van Philip Willner en Ida Marcks; (gescheiden) echtgenoot van Charlotte Sophia Walter | |
Achtergrond | Over de achtergrond van Paul Willner is weinig bekend. Zijn vader Philip Willner werd in 1858 geboren te Oedt (tussen Venlo en Krefeld) en in 1926 te Aken begraven. Zijn moeder Ida Marcks stamde uit Keulen. Paul verhuisde begin februari 1934 van Aken naar Geleen, en opende op Rijksweg Zuid 32 (tegenwoordig Rijksweg Centrum) een winkel geheten "Het Kousenhuis", handel in tricotages, kousen en sokken, manufacturen. Zijn verloofde Charlotte Sophia Walter, geboren in 1901 te Wanne-Eickel (bij Dortmund), was van niet-joodse afkomst, maar werd ingeschreven met de israelietische gezindte. Zij was eveneens in februari 1934 vanuit haar geboorteplaats naar Geleen gekomen, en hier trouwden ze op 17 april 1934. Het jonge centrum van Geleen kampte in deze tijd met ernstige verzakkingen vanwege de mijnbouw. 'Er is in heel Geleen haast geen huis dat geen scheuren of spleten vertoont', schreef De Limburger Koerier op 11 juni 1931. Ook het Kousenhuis werd hierdoor getroffen, en het echtpaar Willner moest in maart 1937 verkassen naar Raadhuislaan 16 (nu Raadhuisstraat). In 1938 werd hun oude pand afgebroken. In januari 1937 waren ze tevens begonnen met een grossierderij in poetsartikelen, die door Paul werden bezorgd. Het Kousenhuis werd op 11 januari 1939 overgedragen aan Julius Jacob Wolff (eveneens een 'gemengd gehuwde' jood, die de oorlog in de onderduik zou overleven), die de naam veranderde in "Het Modehuis" en er een zeer gerenomeerde zaak van zou maken. Het echtpaar Willner werd op 28 maart 1939 overgeschreven naar Molenstraat 27. Paul en Sophia scheidden op 18 maart 1942, waarna Sophia de groothandel in poetsartikelen voortzette. Zij ging na enkele andere adressen wonen op Op de Veij 41, en nam weer het rooms-katholieke geloof aan. Op 25 november 1941 had Paul op grond van het nieuwe Reichsbürgergesetz het Duitse staatsburgerschap verloren. Hij moest zich op 25 augustus 1942 met tientallen andere Geleense joden melden voor 'tewerkstelling in Duitsland'. Paul kwam op 26 augustus 1942 aan in Westerbork en werd twee dagen later naar Polen gedeporteerd. Bij het werkkamp Kosel, kort voor Auschwitz, moesten hij en de meeste andere mannen uitstappen. Ruim een maand later werden bij het bombardement van 5 oktober 1942 zowel het huis van Paul in de Molenstraat als het huis van zijn ex-vrouw in Op de Veij getroffen en raakten onbewoonbaar. Paul Siegfried Willner kwam aan zijn einde in één van werkkampen in Polen. Charlotte Sophia Walter verhuisde in 1946 naar Hilversum. In 1950 werd de handel in poetsmiddelen geliquideerd. | |
Link | ||
Literatuur | De vergeten joden van Geleen 1920-1950 | |
Motief vervolging | joodse afkomst |