Naam | Maximiliaan Harmsen | Max Harmsen in Obbicht, uitsnede uit een groepsfoto (bron: Marthé Beckers) Eddy Harmsen met zijn vrouw, Leo Claessens en dochter Ellie, Rebecca Harmsen-Samuel; vooraan gehurkt Max en zijn vader, 1937 (bron: De Joodse familie Claessens te Obbicht) De grafsteen van Max op het Nederlands ereveld te Salzburg (bron: website OGS) |
Geboren | 26 juli 1914 te Haarlem | |
Gedeporteerd | in augustus 1944 opgepakt uit onderduik, op 1 september 1944 naar Auschwitz, op 25 januari 1945 naar Mauthausen | |
Vermoord | 4 mei 1945 te Mauthausen | |
Adres | Beekstraat 101 (nu Langs de Beek 13), Obbicht | |
Familie | zoon van Gerrit Jan Harmsen en Rebecca Samuel, en kleinzoon van Leentje Samuel-Noach; tweelingbroer van Engbert Edith Harmsen en halfbroer van Maximiliaan Muller; zwager van Fanny Hilde Katzenstein, Albert Claessens en Jozef Claessens; echtgenoot van Ellie Claessens | |
Achtergrond | De moeder van Max kwam uit Voorst in Gelderland. Rebecca was enkele jaren gehuwd met Jozeph Muller, met wie ze ook een zoon Max had. Haar tweede huwelijk volgde snel na de scheiding van Muller, en nog geen jaar later beviel ze van de tweeling Max en Eddy. Hun vader Gerrit Jan Harmsen was niet joods, en de kinderen werden vrij gelaten in hun geloof. Het vierhoofdige gezin (halfbroer Max groeide elders op) vestigde zich in 1919 in Zuid-Limburg en in 1923 te Geleen, eerst op Op de Veij 8 en vanaf begin jaren dertig in de Pastoor Vonckenstraat 116. Vader was aanvankelijk smid, toen machine-bankwerker baas en later opzichter op de staatsmijn Maurits. Na zijn schooltijd werd Max mijnwerker op de Maurits. Hij leerde de joodse Ellie Claessens uit Obbicht kennen, met wie hij op 23 juli 1937 trouwde. Max trok in bij Ellie en haar vader Leo Claessens, die weduwnaar was. De ouders van Max verhuisden in 1939 naar de Agnes Printhagenstraat. Terwijl hun moeder in de jaren 1930 het hervormde geloof van haar man aannam, werd de tweeling Harmsen lid van de joodse gemeente in Sittard. Broer Eddy werd kapper en trouwde eveneens met een joodse vrouw, maar zijn huwelijk liep spaak en Eddy vertrok naar het noorden des lands. Tijdens de bezetting wist hij de autoriteiten ervan te overtuigen dat hij al voor de Duitse inval van het joodse geloof was afgestapt. Hij hertrouwde met een niet-joodse vrouw en is blijkbaar verschoont gebleven van deportatie. Hoewel niet echt belijdend, moesten Max en Ellie als geregistreerde leden van de joodse gemeente wel voor deportatie vrezen. Op 25 september 1942 werd Max ontslagen als houwer bij de Maurits. Max, Ellie en haar vader doken uiteindelijk onder op 29 januari 1943, nadat burgemeester Schreurs zich had laten ontvallen dat hun huis 'binnenkort vrij zou komen'. Hun meest waardevolle bezittingen werden in de nacht in veiligheid gebracht bij buren en vrienden. Op 30 januari nam veldwachter Theunissen uit Obbicht de inboedel op en verzegelde het huis met een hangslot. Voor het drietal begon een onderduikperiode van zo'n anderhalf jaar op diverse plaatsen. Ellie werd (via schipper Zwaans in Born) ondergebracht op verschillende binnenschepen, waarbij ze de schuilnaam Maria van der Heiden kreeg. Leo en Max hadden via Eddy Harmsen een onderduikadres in Amersfoort gekregen. Het echtpaar Sef en Tilla Derhaag-Coenen uit Obbicht hielp hen aan levensmiddelen. Ellie werd later ook in Amersfoort ondergebracht, nadat het schip waarop ze schuilde door de Duitsers was gevorderd. Ze mocht vanwege de veiligheid geen contact hebben met haar vader. Desondanks werden alledrie de onderduikers verraden. Max werd op 25 augustus 1944 weggevoerd naar Auschwitz, en toen dit ontruimd werd omdat de Russen naderden in januari 1945, moest hij op 'dodenmars' naar concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk. Daar stierf hij op 4 mei 1945, één dag voor de bevrijding door de Amerikanen. Er bevindt zich een grafsteen van hem op het Nederlands Ereveld Salzburg. Leo Claessens overleefde kamp Amersfoort en overleed in 1947. Ellie overleefde onder meer Auschwitz, en hertrouwde in 1961 met Simon Topel uit Den Bosch. Max's broer en ouders overleefden, maar zijn oma en veel andere verwanten van moeders kant (waaronder zeven ooms en tantes van Max) werden gedeporteerd en vermoord. Zijn ouders verhuisden in 1955 naar Deventer. | |
Link | ||
Literatuur | De vergeten joden van Geleen 1920-1950 De Joodse familie Claessens te Obbicht (Jaarboek 5 HV Bicht, 2007) Zij konden en wilden het niet geloven (Kruimels langs de Maas 14, 1982) | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|