Naam | Irma Laura Gerechter |
![]() Irma's broer Robert Gerechter (1896-1936), de tandarts (Bron: Geni.com). ![]() De grafsteen van Irma's ouders en broer Georg in Cottbus. |
Geboren | 10 juli 1904 te Großräschen (D) | |
Gedeporteerd | 21 januari opgepakt bij de nachtelijke razzia in het Apeldoornse Bosch, de volgende ochtend in de trein vanuit Amersfoort gedeporteerd naar Auschwitz | |
Vermoord | 25 januari 1943 te Auschwitz | |
Adres | Bergstraat 15 (later 35; gesloopt), Sittard | |
Familie | dochter van wijlen Wilhelm en Cäcilie Gerechter-Schiller; zus van Erich, Margaretha, Else, Georg, Robert, Frieda, Armin en Edith Gerechter; ex-echtgenote van Bruno Kassel | |
Achtergrond | Irma was de jongste van een gezin met tenminste negen kinderen in een dorpje in Brandenburg niet ver van Cottbus. Haar vader Wilhelm Gerechter (1860-1926) had zich rond 1894 vanuit Berlijn in Kleinräschen gevestigd, waar hij een textielwarenhuis opende. Door de opkomende bruinkoolwinning groeide het dorp in 20 jaar tijd van 500 naar 6.000 inwoners. Hij was rond 1885 getrouwd met Cäcilia Schiller (1862-1918) uit Sorau (tegenwoordig Zary in Polen). De eerste vier kinderen waren in Berlijn geboren. Irma's oudste broer werd assessor bij het Pruisische Kammergericht in Berlijn, haar tweede broer sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog bij Dixmuiden, de derde broer werd tandarts en de jongste broer nam samen met zijn zwager in 1930 het textielwarenhuis 'Wilhelm Gerechter' over. Van twee zussen en twee broers is een huwelijk bekend. Irma trouwde op 22 mei 1934 met Bruno Kassel (geb. Regenwalde 1902), en scheidde van hem op 31 augustus 1937. Vanuit Berlijn vluchtte zij op 23 november 1939 naar Rotterdam. Haar Nederlandse persoonskaart noemde haar ex-man nog, waardoor ze soms ook hier als Kassel-Gerechter wordt vermeld. Op 27 maart 1941 kwam ze in Sittard wonen, eerst op Bergstraat 3 (nu 9) bij het echtpaar Soesman-Kahn, en per 3 juli op Bergstraat 15 (later 35) bij Verbrugge, waar meerdere kostgangers inwoonden. Irma werd op 6 juni 1942 opgenomen in het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornse Bos', een inrichting voor mensen met allerlei psychiatrische problemen. Wat Irma mankeerde is niet bekend. Ze werd pas op 20 mei 1943 in Sittard uitgeschreven, met onbekende bestemming... Op 20 januari 1943 verscheen de joodse Ordedienst van Kamp Westerbork op Het Apeldoornsche Bosch om de deportatie te begeleiden, maar ze waren een dag te vroeg: de goederentrein op het station was nog niet gereed gemaakt. De helft van het personeel en tientallen patiënten vluchtten die nacht en doken onder, de overige verpleegkundigen bleven bij de patiënten. In de nacht van 21 op 22 januari werden alle (tussen de 870 en 1250) patiënten en ruim 50 personeelsleden door de Waffen-SS en de Ordnungspolizei in vrachtwagens naar de gereedstaande goederentrein gebracht. Deze vertrok 's-ochtends om 7 uur en reed rechtstreeks naar Auschwitz, waar de patiënten na aankomst op 24 januari direct zijn vergast; 52 verpleegkundigen gingen het kamp in. Ook drie van Irma's zussen werden vermoord. Haar jongste broer en een zwager, die na de Kristallnacht gedwongen werden het warenhuis te verkopen, wisten in 1939 te vluchten naar Engeland. De broer emigreerde naar Canada, de zwager naar Israël. Irma's oudste broer Erich, die in 1939 betrokken was bij het Palästina-Amt van de Jewish Agency for Palestine, wist met zijn gezin te ontkomen naar Palestina, maar overleed in september 1948 tijdens de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog. Naar verluid zou Bruno Kassel ook van joodse afkomst zijn geweest, en na 1945 in Israël zijn overleden. Voor Irma Laura en haar familie zijn op 22 maart 2011 Stolpersteine gelegd in Großräschen bij Freienhufener Straße 2. | |
Link | ||
Literatuur | - | |
Motief vervolging | joodse afkomst ![]() Stolpersteine in Großräschen voor familie Gerechter, Freienhufener Straße 2 (bron: Wikipedia).
|