Naam | Helena Croonenberg-Zeligman |
Stolperstein, geplaatst 7 oktober 2016. |
Geboren | 26 februari 1910 te Meerssen | |
Gedeporteerd | 25 augustus 1942 naar Westerbork, 28 augustus 1942 naar Auschwitz | |
Vermoord | 31 augustus 1942 te Auschwitz | |
Adres | Peperstraat 52 (gesloopt, nu 17), Grevenbicht | |
Familie | dochter van wijlen Jozef Zeligman en van Julia Falkenstein; zus van Erich Zeligman; echtgenote van Arthur Croonenberg; moeder van Erna en Julienne Croonenberg | |
Achtergrond | De familie Zeligman (Seligmann) stamt uit Eicks (tegenwoordig Mechernich) in de Eifel en kwam rond 1800 via Schimmert in Meerssen terecht. De familie Falkenstein woonde vanaf ongeveer 1865 in Gangelt. Twee dochters van Voss Falkenstein waren Minna, die in 1904 met Salomon Sassen uit Sittard trouwde, en Julia, die in 1909 trouwde met Jozef Zeligman uit Meerssen. Jozef en Julia kregen te Meerssen drie kinderen: Helena, Erich en Martha. In 1918 overleden Jozef Zeligman (53 jaar) en dochtertje Martha (nog geen jaar oud). Een jaar later verhuisde de jonge weduwe (Julia was 15 jaar jonger dan Jozef) met Helena en Erich naar Sittard. Ze werkte hier als winkelierster en woonde eerst met haar kinderen op de Steenweg en later op Kruisstraat 13 (nu Pastoor Jacobsstraat), letterlijk om de hoek bij haar zus en zwager Sassen. Dochter Helena woonde nog een jaar in Bloemendaal voordat ze in 1928 met Arthur Croonenberg trouwde en naar Grevenbicht verhuisde. Zoon Erich werd bakker en woonde een tijd lang te Utrecht, Almelo en Steenwijk, tot hij in 1937 te Almelo met Irma Augusta de Vries trouwde. Ze woonden eerst op de Landweringstraat en kregen een zoontje, Joseph genoemd naar zijn opa. Met hem woonden ze een half jaar bij moeder in op de Kruisstraat en verhuisden toen naar Deventer, waar Erich later als vertegenwoordiger werkte. Julia Zeligman-Falkenstein had in de jaren 1930 ook verschillende kostgangers in huis, waaronder de joodse veehandelaar Gustav Kracko en de (niet-joodse) wever Josef Saile, die vennoot was van Herman Wolff in Weta op de Landweringstraat. Helena kende Arthur Croonenberg waarschijnlijk uit de Sittardse synagoge. Ze was negen jaar jonger dan Arthur en pas 18 jaar toen ze trouwden. Het echtpaar kreeg twee dochters, Erna in 1929 en Julienne in 1933. Ze woonden bij de ouders van Arthur op de Peperstraat. In 1930 overleed Arthurs moeder. Buiten vader Croonenberg en diens ongehuwde broer Karel, woonde tussen 1940 en 1942 ook de moeder van Helena enkele keren tijdelijk bij hen. Julia Zeligman-Falkenstein werkte in 1942 nog als huishoudster in Emmen en vertrok uiteindelijk naar haar zoon Erich in Deventer. Oom Karel Croonenberg overleed op 2 januari 1942 in het ziekenhuis te Sittard. Vanaf 1941 werd de bewegingsvrijheid van joden steeds meer beperkt: men mocht allerlei openbare gelegenheden niet meer bezoeken en geen lid meer zijn van niet-joodse verenigingen. Vanaf september 1941 mochten Erna en Julienne ook niet meer naar school in Grevenbicht. Vanaf mei 1942 moest men een jodenster zichtbaar op de bovenkleding dragen, en in juni moesten Arthur en zijn vader hun fietsen inleveren. Eind augustus 1942 kwam de oproep voor Arthur en zijn gezin om zich te melden voor ‘tewerkstelling in Duitsland’. Ze werden op een vroege ochtend in een vrachtwagen naar Sittard gebracht, en van daar per trein samen met vele andere joodse gezinnen naar Maastricht vervoerd ter registratie en controle, de volgende dag naar Kamp Westerbork en enkele dagen later van daaruit per trein richting Auschwitz. Arthur behoorde tot de mannen die de trein moesten verlaten bij het werkkamp Kosel, zo’n 80 kilometer voor Auschwitz. Deze mannen werden vanuit Kosel in verscheidene kampen te werk gesteld. Van hun lotgevallen is weinig bekend; alleen de aantekening 'overleden in Midden-Europa' getuigt van hun droevig lot. Helena en de meisjes werden direct na aankomst in Auschwitz vergast op 30 of 31 augustus 1942, nog geen week na hun vertrek uit Grevenbicht. De oude Gustaf Croonenberg bleef alleen achter op de Peperstraat, totdat hij in april 1943 naar Kamp Vught moest, en weinig later via Westerbork naar vernietigingskamp Sobibor in Polen werd gedeporteerd. Vanuit Deventer werden eind 1942 moeder Julia en het gezin van Erich Zeligman naar Auschwitz gedeporteerd. Niemand van de familie heeft overleefd, behalve enkele achterooms en -tantes van Arthur en een neef en nicht van Helena. | |
Link | ||
Literatuur | "Joden te Grevenbicht", door J.A. Knoors, in: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold deel 3; Museum "Den Tempel", Sittard 1982, pag. 65-79. "… Dat er in de Gemeente Grevenbicht geen joden meer wonen", door Jean Knoors, Heemkundevereniging "Bicht", 4 mei 1995. "Zomaar op een dag verklaarden volwassenen elkaar de oorlog. Deel 2", door Jacques Engels, in: Jaarboek Groot-Born 10, 2012, pag. 53-61. | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|