Esthella Carolina Cohen-ten Brink

Naam

Esthella Carolina Cohen-ten Brink

foto

CohenHenny, Gerrit, Josephine, moeder Esthella en Frieda Cohen, circa 1936 (bron: familie Cohen/De vergeten joden van Geleen 1920-1950).

advertentieEerste advertentie voor een dienstbode, Limburger Koerier 5 december 1933; verschillende zouden volgen (bron: Delpher).

pandHet pand Mauritslaan 110 in 2011.

grafsteenOp de grafsteen van Gerrit Cohen op de joodse begraafplaats in Beek worden ook zijn vermoorde familieleden herdacht (bron: Een wandeling door de oorlog - Beek 60 jaar bevrijd).

Geboren

5 juni 1904 te Ootmarsum

Gedeporteerd

25 augustus 1942 naar Westerbork, 28 augustus 1942 naar Auschwitz

Vermoord

31 augustus 1942 te Auschwitz

Adres

Mauritslaan 110, Geleen

Familie

dochter van Alex ten Brink en Helena Hedeman; zus van Lodewijk Carel en Maurits ten Brink; echtgenote van Simon Cohen; moeder van Gerrit, Frieda, Henny en Josephine Cohen

Achtergrond

De familie ten Brink stamde uit Twente, het grensgebied van Ootmarsum, Denekamp en Nordhorn (D). Esthella was de jongste van de drie kinderen van slager Alex ten Brink en Helena Hedeman. In 1916 verhuisde het gezin naar Almelo.

Esthella trouwde daar met de koopman Simon Cohen en kreeg met hem vier kinderen: Gerrit in 1921 te Almelo, Frieda in 1924 te Vaals, Henny in 1925 te Vaals en Josephine in 1930 te Geleen (het enige joodse kind dat voor de oorlog in Geleen werd geboren). Via Vaals en Maastricht (Wycker Brugstraat) was het gezin in Geleen terecht gekomen, waar het één van de eerste joodse gezinnen was. Ze woonden sinds september 1929 op Ringovenstraat 6B in Lindenheuvel. Simon vestigde daar ook zijn zaak 'Cohen's Kledingmagazijn'. Aanvankelijk was dit een filiaal van het Vaalser Kaufhaus. Het gezin had een of twee dienstbodes in huis; begin 1934 werden meerdere advertenties geplaatst op zoek naar een tweede 'flinke heldere dienstbode'.

In januari 1937 keerde het gezin terug naar Maastricht, nu op Helmstraat 9, waar ook een kledingzaak werd gevestigd onder de naam 'Etage Cohen'. De zaak lag echter niet erg in het zicht op de eerste etage van het pand. Van april tot november 1938 adverteerde Simon in de Limburger Koerier om klanten op zijn zaak te wijzen, maar het mocht blijkbaar niet baten. In januari 1939 werd 'Etage Cohen' opgedoekt en het gezin weer ingeschreven in Geleen, nu op Mauritslaan 110. Simon plaatste zijn kledingmagazijn, confectieverkoop en detailhandel weer geheel over naar Geleen. Overigens bestond Cohen's Kledingmagazijn op Mauritslaan 110 ook al in april-mei 1938, toen blijkbaar als nevenvestiging.

Volgens de brochure "Een wandeling door de oorlog - Beek 60 jaar bevrijd" was de familie Cohen aangesloten bij de joodse gemeente van Beek, maar tenminste in 1941-1942 betaalden zij hun kerkbijdrage aan de synagoge van Sittard.

Het kledingmagazijn van Simon Cohen werd opgeheven met ingang van 1 november 1941. De reden hiervoor is onzeker, maar aannemelijk is dat Simon weigerde een door de bezetter opgelegde 'arische bewindvoerder' te accepteren. In augustus 1942 werd het gezin Cohen opgeroepen om zich te melden voor de 'Arbeitseinsatz'. De oproep gold voor mannen tussen 16 en 65 jaar, inclusief hun echtgenotes en kinderen. Zoals in veel families leidde dit tot stevige discussies in het gezin Cohen. Zoon Gerrit, wiens vrienden bij hem aandrongen om onder te duiken, pleitte hier fel voor, maar op uitdrukkelijke wens van zijn gezagsgetrouwe vader wachtte hij op 25 augustus 1942 samen met het hele gezin op de komst van de politie. Toen uiteindelijk de gevreesde klop op de deur werd gehoord, vluchtte Gerrit alsnog. Via een dakraam bereikte hij het platte dak en de zolder van de buren. Daarna dook hij onder. Geruchten over een zelfmoord van Gerrit waren mogelijk doelbewust opdat de politie niet naar hem zou zoeken.

De overige gezinsleden werden samen met veel andere joden die middag vanaf de Markt in Geleen met een autobus weggevoerd naar Maastricht en kwamen op 26 augustus in Westerbork aan, vanwaar ze op 28 augustus op transport naar Auschwitz werden gesteld. Simon en Esthella en hun dochters Frieda en Josephine werden daar bij aankomst op 30 of 31 augustus 1942 vergast. De zestienjarige dochter Henny werd uitgeselecteerd voor dwangarbeid, maar zij stierf nog geen maand later, op 26 september 1942, volgens de overlijdensakte aan influenza.

Niemand van de in 1942 uit Geleen gedeporteerde joden keerde terug. Van het gezin Cohen was Gerrit de enige overlevende. Hij zou zich in de omgeving van Stein-Meers verscholen hebben. Gerrit Cohen trouwde in 1947 en bleef zijn verdere leven in Geleen wonen.

De vader van Esthella was in januari 1943 te Almelo overleden en haar moeder al in 1933. Haar twee oudere broers, Lodewijk Carel en Maurits ten Brink, waren met hun gezinnen vermoord, behalve één kind van Maurits dat overleefde.

Link

Digitaal Monument

Literatuur

De vergeten joden van Geleen 1920-1950

Motief vervolging

joodse afkomst