Arthur Croonenberg

Naam

Arthur Croonenberg

Peperstraat De plek in de Peperstraat waar het huis van de familie Lichtenstein en nadien Croonenberg stond. Het werd midden jaren '60 gesloopt (foto: Google Streetview).

Zittend met de lichte trui Arthur, bij voetbalclub Volharding in 1919 (bron: fotocollectie M. Keybeck-Hamers, Grevenbicht, beeldbank Archief De Domijnen).

dienstArthur Croonenberg (vooraan rechts van het midden) tijdens zijn militaire dienst in 1921 (bron: fotocollectie M. Keybeck-Hamers, Grevenbicht, beeldbank Archief De Domijnen).

ArthurArthur Croonenberg rond 1940 (bron: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold, 1982).

steen

Stolperstein, geplaatst 7 oktober 2016.

Geboren

25 november 1900 te Grevenbicht

Gedeporteerd

25 augustus 1942 naar Westerbork, 28 augustus 1942 naar Kosel

Vermoord

30 april 1943 in Midden-Europa (fictieve datum)

Adres

Peperstraat 52 (gesloopt, nu 17), Grevenbicht

Familie

zoon van Gustaf Croonenberg en wijlen Ester Lichtenstein; echtgenoot van Helena Zeligman; vader van Erna en Julienne Croonenberg

Achtergrond

De familie Croonenberg woonde al meer dan anderhalve eeuw in Grevenbicht toen Arthur in 1900 werd geboren. Ze waren toen zo ongeveer de enige joodse familie in het dorp: de beide grootvaders van Arthur, twee ongehuwde ooms en twee tantes van vaders kant, de ouders van Arthur en zijn twee jaar oudere broer Abraham. Vader Gustaf en de ooms Henri en Charles Croonenberg handelden in kalveren. Guus en Charles waren ook lid was van harmonie Aurora. Arthur zat in zijn jonge jaren bij de Grevenbichtse voetbalclub Volharding (voorloper van Armada).

Aanvankelijk had Grevenbicht nog een huissynagoge, maar de gemeenschap werd kleiner en toen Abraham en Arthur opgroeiden moesten ze voor de kerkdiensten naar Sittard. Arthur werd in navolging van zijn familie veekoopman van beroep. In mei 1919 werd hij gekeurd voor militaire dienst. Hij was toen 1,75 meter en werd ondanks 'slechte voeten' geschikt bevonden. Zijn broer was eerder afgekeurd; Abraham overleed in 1924.

In 1919 was de weduwe Julia Zeligman-Falkenstein met haar twee kinderen Helena en Erich uit Meerssen in Sittard komen wonen. In de synagoge kwamen ze elkaar tegen. Helena was negen jaar jonger dan Arthur. Zij was 18 en Arthur 27 toen ze trouwden in 1928. Het echtpaar kreeg twee dochters, Erna in 1929 en Julienne in 1933.

In 1930 overleed Arthurs moeder Ester Croonenberg-Lichtenstein. Vader Guus en oom Charles, de enige directe familieleden die nog in leven waren, woonden bij het gezin van Arthur op de Peperstraat. Tussen 1940 en 1942 woonde tijdelijk ook de schoonmoeder van Arthur bij hen. Julia Zeligman-Falkenstein vertrok uiteindelijk naar haar zoon Erich in Deventer. Oom Charles Croonenberg overleed op 2 januari 1942 in het ziekenhuis te Sittard.

Vanaf 1941 werd de bewegingsvrijheid van joden steeds meer beperkt: men mocht allerlei openbare gelegenheden niet meer bezoeken en geen lid meer zijn van niet-joodse verenigingen. Vanaf september 1941 mochten Erna en Julienne ook niet meer naar school in Grevenbicht. Vanaf mei 1942 moest men een jodenster zichtbaar op de bovenkleding dragen, en in juni moesten Arthur en zijn vader hun fietsen inleveren.

Eind augustus 1942 kwam de oproep voor Arthur en zijn gezin om zich te melden voor ‘tewerkstelling in Duitsland’. Ze werden op een vroege ochtend in een vrachtwagen naar Sittard gebracht, en van daar per trein samen met vele andere joodse gezinnen naar Maastricht vervoerd ter registratie en controle, de volgende dag naar Kamp Westerbork en enkele dagen later van daaruit per trein richting Auschwitz. Arthur behoorde tot de mannen die de trein moesten verlaten bij het werkkamp Kosel, zo’n 80 kilometer voor Auschwitz. Deze mannen werden vanuit Kosel in verscheidene kampen te werk gesteld. Van hun lotgevallen is weinig bekend; alleen de aantekening 'overleden in Midden-Europa' getuigt van hun droevig lot.

Helena en de meisjes werden direct na aankomst in Auschwitz vergast op 30 of 31 augustus 1942, nog geen week na hun vertrek uit Grevenbicht. Vader Guus bleef alleen achter in het huis, totdat hij in april 1943 naar Kamp Vught moest, en weinig later via Westerbork naar vernietigingskamp Sobibor in Polen werd gedeporteerd. Niemand van de familie heeft overleefd, behalve enkele achterooms en -tantes van Arthur en een neef en nicht van Helena.

De inboedel van de familie Croonenberg werd na de oorlog overgedragen aan de heropgerichte Israëlitische Gemeente Sittard-Geleen-Beek, ten bate van enkele behoeftige joodse gezinnen.

Link

Digitaal Monument

Literatuur

"Joden te Grevenbicht", door J.A. Knoors, in: Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold deel 3; Museum "Den Tempel", Sittard 1982, pag. 65-79.

"… Dat er in de Gemeente Grevenbicht geen joden meer wonen", door Jean Knoors, Heemkundevereniging "Bicht", 4 mei 1995.

"Zomaar op een dag verklaarden volwassenen elkaar de oorlog. Deel 2", door Jacques Engels, in: Jaarboek Groot-Born 10, 2012, pag. 53-61.

Motief vervolging

joodse afkomst