Naam | Alphons Soesman | Dankbetuiging bij het overlijden van Jetta Soesman-Goldstein in het NIW van 12 september 1919 (bron: Delpher).
De Limburger Koerier, 8 februari 1941 en 7 januari 1942 (bron: Delpher). |
Geboren | 11 september 1872 te Sittard | |
Gedeporteerd | 9 april 1943 naar Vught overgebracht, op 8 mei naar Westerbork en op 11 mei 1943 naar Sobibor gedeporteerd | |
Vermoord | 14 mei 1943 te Sobibor | |
Adres | Putstraat 89, Sittard | |
Familie | zoon van wijlen Karel Soesman en Jetta Goldstein; broer van Jules, Sophia en Louis Soesman; echtgenoot van Sara Josephina Beesman; vader van Charles Soesman | |
Achtergrond | De familie Soesman woonde al vanaf 1687 in Meerssen. Karel (Charles) Soesman uit Meerssen trouwde in 1872 met de Sittardse Jetta Goldstein (een tante van Wilhelmina en August Goldstein). Zij vestigden zich in Sittard, aanvankelijk bij de familie Goldstein op de Putpoort, en kregen vier kinderen: Alphons, Jules, Sophia en Louis. Later verhuisde het gezin naar de Nieuwstraat 303/337 (waarschijnlijk de locatie waar nu frituur Pam Pam is gevestigd). Vader Karel was veekoopman, wellicht gespecialiseerd in springstieren; in mei 1890 won hij daarmee een tweede prijs op de veetentoonstelling in Maastricht. Zus Sophia Soesman trouwde in 1899 met een Maastrichtenaar en vertrok naar Maastricht. Alphons trouwde in 1903 eveneens met een Maastrichtse, Sara Josephina Beesman. Zij trok in bij de familie Soesman, en in 1904 werd hun zoon Charles geboren. Enkele jaren later trouwde broer Jules, en ook zijn bruid Mathilde Kahn trok bij de familie in; in 1908 kregen zij een dochter, Elsa. De jongste broer Louis was in 1894 naar Aken vertrokken, maar keerde via Keulen in 1907 weer terug naar het ouderlijk huis. Als tiende persoon woonde nog een dienstmeid bij de familie in: Maria Gertrudis van Peij uit Limbricht. Wellicht was het huis op de Nieuwstraat wat vol geworden. De kleine Charles verhuisde in september 1909 naar zijn grootouders Beesman in Maastricht. Hij keerde terug in september 1912, toen zijn ouders naar de Putstraat waren verhuisd. Grootvader Karel Soesman overleed in 1913 te Sittard; oma Jetta trok daarna in bij haar dochter Sophia in Maastricht, waar ze in 1919 overleed. Jules verhuisde met zijn gezin naar de Bergstraat. Louis Soesman, de jongste broer van Alphons, was handelsagent. Hij trouwde in 1921 te Groenlo en kreeg een dochter en een zoon in Duitsland. Alphons en zijn gezin stonden ingeschreven op Putstraat 59, vanaf december 1936 nr. 89. Alphons was van beroep veekoopman, maar verder zijn er weinig bijzonderheden over hem bekend. De kranten vermelden hem enkele malen bij de keuringen van springstieren, o.a. in 1924 en 1931. In 1928 was hij lid van de Israëlitische kerkeraad in Sittard. In juli 1937 kwam een neef uit Geilenkirchen tijdelijk bij de Soesmans in huis, Karl Dahl, de zoon van Sophia Dahl-Beesman; hij trok zes weken later verder naar zijn tantes in Maastricht. Zoon Charles werd kledingverkoper en had een zaak in heren- en dameskleding in vaders huis op de Putstraat. Daarnaast was hij tussen 1928 en 1940 actief als scheidsrechter. In 1928 werd Charles bestuurslid van Voetbalvereniging Sittard (VVS), en in 1934 werd hij herkozen als secretaris van VVS. In augustus 1939 werd in het NIW de verloving aangekondigd tussen Charles Soesman en Liesje Mok uit Amsterdam. Toen in mei 1940 de Duitsers binnenvielen werd alles anders. Een huwelijk is er nooit gekomen, en Charles moest als jood afscheid nemen van alle ‘Arische’ clubs en verenigingen waarbij hij actief was. Ook met zijn kledingzaak moest hij stoppen, en als grondwerker schraapte hij nog een inkomen bijeen. Alphons kreeg na de inval te maken met restricties in de veehandel. Hij kon begin 1941 nog werken via Bernard Meier in Beek, die een officiële erkenning als marktveehandelaar had verkregen. Een jaar later echter werd zijn zaak gedwongen geliquideerd. Zoon Charles moest zich eind augustus 1942 melden voor ‘tewerkstelling in Duitsland’. Hij werd samen met zijn neef Karl en de twee tantes uit Maastricht naar Westerbork gebracht en van daaruit op 28 augustus weggevoerd richting Auschwitz. Charles en Karl behoorden tot de groep mannen die de trein moesten verlaten bij het werkkamp Kosel, zo’n 80 kilometer voor Auschwitz. Deze mannen werden vanuit Kosel in verscheidene kampen te werk gesteld. Van Charles is geen overlijdensdatum of -plaats kunnen worden vastgesteld; Karl kwam om in maart 1945. Alphons en Sara moesten in februari 1943 hun huis verlaten en bij Jules en Mathilde Soesman intrekken op de Bergstraat. Krap twee maanden na die verhuizing kwam de oproep zich te melden in Kamp Vught. Het viertal gaf hieraan gevolg. Ze verbleven een maand in Vught en werden toen via Westerbork gedeporteerd naar Sobibor, waar ze bij aankomst zijn vergast. Zus Sophia Samuel-Soesman en broer Louis Soesman en hun partners overleefden de oorlog. Een dochter en kleinzoon van Sophia overleefden eveneens, en een dochter en zoon van Louis; die laatste emigreerde naar Israël en kreeg vier kinderen. Ook Karls moeder Sophia Dahl-Beesman overleefde de oorlog met haar man en hun twee dochters; nakomelingen van hen leven in de Verenigde Staten. | |
Link | ||
Literatuur | Joods Beek | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|