Naam | Alfred Lichtenstein |
|
Geboren | 20 november 1912 te Waldenrath (D) | |
Gedeporteerd | 9 april 1943 naar Vught, via Westerbork op 13 juli naar Sobibor | |
Vermoord | 16 juli 1943 te Sobibor | |
Adres | Heistraat 79 (nu 44), Einighausen | |
Familie | zoon van wijlen Michael Lichtenstein en van Jenni Grünewald; echtgenoot van Else Jeannette Kaufmann; vader van Helja Lichtenstein. | |
Achtergrond | De joodse familie die in 1808 de naam Lichtenstein zou aannemen woonde al sinds de late 17de eeuw te Waldenrath. De Lichtensteins uit Waldenrath (tegenwoordig onderdeel van de gemeente Heinsberg) vormden een uitgebreide familie, maar er is geen directe verwantschap bekend met de kleine familie Lichtenstein uit Budel die in de 19de en vroege 20ste eeuw te Grevenbicht woonde. De Anita-Lichtenstein-Gesamtschule in Geilenkirchen is vernoemd naar een van de jongste slachtoffers uit de Waldenrathse familie. Ook de opa van Sophie Baum-Lichtenstein uit Doenrade stamde van Waldenrath. Een tante van Alfred was Henriette Falkenstein-Lichtenstein te Gangelt, wiens zoon Hermann Falkenstein in 1936-1938 in Sittard woonde. Een andere tante was Mathilde Zeligman-Lichtenstein te Meerssen. Henriette en Mathilde waren overigens beiden ook tantes van Helena Croonenberg-Zeligman te Grevenbicht. Verder was Charles Soesman uit Sittard een achterneef van Alfred. Alfred Lichtenstein lijkt enigs kind te zijn geweest. Zijn vader was in 1916 gesneuveld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zoals veel van zijn voorouders werd Alfred slager van beroep. Op 11 augustus 1936 werd hij te Limbricht ingeschreven, komende uit Waldenrath. Hij vroeg een hinderwetvergunning aan voor een slagerij met elektromotor op de Heistraat. Het oude boerderijtje was in 1931 door slager Lambert Heijnen verbouwd tot slagerij, waartoe een deur aan de straatkant was gemaakt. Heijnen zelf bleef op de nabije Graetheide wonen (een kilometer verderop). Zijn zoon Hubert Adam Arthur, eveneens slager, stond wel op de Heistraat ingeschreven van 1931 tot medio 1935 en in het eerste halfjaar van 1937, waarna hij naar Maasmechelen verhuisde. Alfred Lichtenstein had de slagerij dus van hem c.q. zijn vader overgenomen. Alfred trouwde op 7 oktober 1938 in het gemeentehuis van Limbricht met zijn achternicht Else Jeannette Kaufmann, eveneens geboortig van Waldenrath, met schriftelijke toestemming van hun ouders. Else werd op 25 oktober bij hem ingeschreven, komende uit Rheydt. Het is waarschijnlijk dat het kerkelijk huwelijk en de bruiloft in Rheydt plaatsvonden of anders in hun geboorteplaats Waldenrath. In beide plaatsen is de synagoge kort daarna tijdens de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 in brand gestoken en compleet verwoest. Schoonzus Renate Kaufmann was in juli 1939 vanuit Rheydt naar Amsterdam overgeschreven, waar ze als dienstbode werkzaam was. Vanaf 12 oktober 1940 woonde op de Heistraat bij Alfred en Else. Op 22 januari 1941 werd te Einighausen het dochtertje van Alfred en Else geboren, Helja Lichtenstein, die conform de nazi-wetten als tweede voornaam 'Sara' kreeg. Alfred en zijn schoonvader kregen formeel 'Israel' als extra voornaam bijgeschreven en zijn vrouw, schoonzussen en schoonmoeder ook 'Sara'. Schoonouders Herman en Sofie Kaufmann-Levi kwamen op 14 maart 1941 uit Rheydt naar Einighausen, samen met hun dochter Gerta, de tweelingzus van Renate. Voor korte tijd woonden ze nu met zeven personen op de Heistraat. Gerta trouwde te Limbricht op 23 april 1941 met Alfreds collega Max Baum die op de Bloemenmarkt in Lindenheuvel woonde, en trok op 5 mei 1941 bij haar nieuwe echtgenoot in. Renate keerde op 7 augustus 1941 terug naar Amsterdam. Renate Kaufmann werd in Amsterdam als eerste opgepakt en op 15 juli 1942 met de eerste trein van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Ergens in september van dat jaar moet ze zijn omgekomen. Alfred, Else, Helja en de ouders van Else werden op 9 april 1943 naar kamp Vught gebracht. Op 8 mei werden Else's ouders naar Westerbork overgebracht en tien dagen later naar vernietigingskamp Sobibor waar ze bij aankomst op 21 mei werden vergast. Else en Helja gingen op 7 juni met het zogeheten kindertransport naar Westerbork en meteen verder naar Sobibor, waar ze op 11 juni 1943 werden vergast. Alfred werd op 2 juli 1943 naar Westerbork overgebracht en op 13 juli naar Sobibor gedeporteerd en eveneens vergast. Volgens een stamboom op internet zou ook de moeder van Alfred zijn vermoord. Een neef Zeligman en een nicht Falkenstein hebben de oorlog overleefd, alsmede de zoon van neef Hermann Falkenstein. Schoonzus Gerta Baum-Kaufmann keerde terug uit Auschwitz. Het pand werd in 1948 door Joseph Peerbooms overgenomen die een bakoven liet bouwen en er een bakkerij van maakte. | |
Link |
| |
Literatuur | - | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|